Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De hoogte des houten [49]altaars was drie ellen, en zijn [50]lengte twee ellen, en het had zijn hoeken; en zijn lengte en zijn [51]wanden waren van hout. En [52]hij sprak tot mij: Dit is de [53]tafel, die voor des HEEREN aangezicht zal zijn. 49. Hierdoor wordt verstaan het reukaltaar, staande voor het heilige der heiligen, terstond genoemd het heiligdom. In Salomo's tempel en Mozes' tabernakel was dit altaar met fijn goud overtrokken. Zie Ex.30:1,2; 2 Kron.4:19. De maten van dit waren in dezen nieuwen tempel groter dan tevoren, afbeeldende de voorbidding van onzen advokaat, den Heere Christus, die voor zijns Vaders aangezicht steeds voor ons verschijnt, niet alleen voor de gelovigen Joden, maar ook alle gelovige heidenen in alle hoeken der wereld, mitsgaders de gebeden, die wij in Christus' naam doen en die voor Gods aangezicht opklimmen. Zie hiervan Ps.141:2; 1 Joh.2:1,2; Openb.5:8, enz. 50. Versta, het bovenste berd of blad, waar men het reukwerk op stelde. 51. Dat is, zijden. 52. Te weten de man, die den profeet geleidde en alles hem vertoonde; zie boven hfdst.40 vs.3. 53. Een zeer lieflijke naam van dit reukaltaar, te kennen gevende dat de Heere Christus niet alleen ons altaar, maar ook onze waard en tafel is, nodigende, onthalende en verzadigende alle rechte gelovige aanbidders met de genietingen en gemeenschap zijner heilzame verdiensten, hier aanvankelijk en hierna volkomenlijk. Vergelijk Ps.16:1, en Ps.23:5, en Ps.36:9, met de aantekening; Spreuk.9:2, enz.; idem Mal.1:7,12, met de aantekening; Matth.8:11, en Matth.22:2, enz.; Luk.22:29,30; Openb.3:20.